De burgerschapsboom

Onze visie op burgerschap maken we visueel in de metafoor van een boom: een boom met wortels, een stam, takken, bladeren en vruchten, en met sappen die door de hele boom stromen. In de metafoor krijgen de vier verhoudingen waarin mensen geplaatst zijn een plek: de verhouding tot God, jezelf, de ander (onze naasten) en het andere (de schepping en de instituties). Ook de gerichtheid op kennis, vaardigheden en attituden en het belang van waarden zien we in de metafoor terug.

a.       Wortel – verhouding tot God

We zien de Bijbel als de bron of wortel van goed burgerschap. Gehoorzaamheid aan God en aan Zijn geboden staat centraal bij de invulling van het burgerschapsonderwijs. Een concreet uitgangspunt is het dubbele liefdesgebod: God liefhebben boven alles en je naasten als jezelf. Dit wordt zichtbaar in de vrucht van de Geest (Galaten 5).

We leren de leerlingen dat ze burger zijn van deze wereld, die goed geschapen is door God. Daarom heeft Hij zeggenschap over deze aarde en recht op ons leven. Ook leren we de leerlingen dat wij mensen zijn die gezondigd hebben tegen God. Daardoor is het samenleven op deze wereld gebroken, met allerlei kwalijke gevolgen voor de verhoudingen waarin we als mens geplaatst zijn. Leerlingen leren daarom bij het burgerschapsonderwijs dat het op aarde niet volmaakt zal zijn. Tegelijkertijd leren ze om hun verantwoordelijkheid in deze wereld te nemen en zich te richten op het goede dat God ondanks de zonde wil geven voor deze wereld.

We bezien burgerschap in het licht van de eeuwigheid. Dit leven is tijdelijk; we zijn op doorreis naar de eeuwigheid. Daarom leren we leerlingen niet alleen dat ze burgers van deze wereld zijn, maar ook dat ze door genade burgers van het koninkrijk der hemelen mogen worden. Het perspectief van het koninkrijk der hemelen voedt de verantwoordelijkheid als burger van deze wereld: de Bijbel koppelt aan de opdracht om God lief te hebben boven alles immers direct de opdracht om onze naaste lief te hebben.

God heeft de wereld goed geschapen. Daarom heeft Hij zeggenschap over deze aarde en recht op ons leven.

b. Stam – verhouding tot jezelf

Om goed burger te kunnen zijn, is het belangrijk dat leerlingen zichzelf kennen. Hierbij gaat het zowel om het zelfbeeld op relationeel niveau, als met betrekking tot de seksuele ontwikkeling. Leerlingen daarover leren nadenken is een onderdeel van de vormingsopdracht van de school. Leerlingen ontwikkelen een eigen identiteit, in de zin van ‘ik weet wie ik ben’. In de seksuele vorming op de basisschool krijgen veel van deze onderdelen een plaats. Leerlingen leren vanuit de Bijbel te reflecteren op hun eigen handelen, ontwikkelen langs Bijbelse lijnen hun eigen waarden, een eigen levensovertuiging en eigen idealen. Leerlingen leren ook om hun eigen mening te verwoorden.

Het leerproces wie een kind zélf is, het reflecteren op eigen handelen en de seksuele vorming zijn onderdelen van persoonsvorming. Persoonsvorming duiden we als “de vorming van mensen tot verantwoordelijke personen, die verlangen om voor God, de ander en in deze wereld hun taak en roeping uit te oefenen”, met:

  • onderscheidingsvermogen: leren zien waar het op aankomt, op een christelijke manier naar de wereld en jezelf leren kijken;
  • verantwoordelijkheid: nemen en dragen;
  • oriëntatie op het liefdesgebod: voor God en de ander leven;
  • een gemeenschap: voor en met de ander.”

Persoonsvorming hangt nauw samen met burgerschapsvorming. Binnen deze leer- en ontwikkellijn willen we echter de hoofdfocus richten op burgerschapsvorming. Daarom staan we slechts beknopt stil bij persoonsvorming. We pretenderen met deze korte duiding niet het begrip persoonsvorming volledig te ontrafelen of toe te lichten. Wel is het van belang om onderstaande vaardigheden een plek te geven tijdens de leeractiviteiten van burgerschapsvorming.

Bij burgerschap wordt gevoelsmatig vooral gedacht aan vaardigheden waarbij aan anderen ruimte gegeven wordt. Denk bijvoorbeeld aan:

  • beheersen van impulsen (niet alles zomaar zeggen wat je denkt of vindt);
  • zich kunnen inleven in de ander (beseffen dat bepaalde ervaringen of gedragingen consequenties en gevoelens bij anderen losmaken);
  • flexibel kunnen omgaan met reacties van een ander (bereid zijn om andere standpunten te horen en waar nodig eigen mening, houding, of actie aan te passen).

Toch zijn bij burgerschap en persoonsvorming juist ook vaardigheden rond het nemen van ruimte belangrijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om:

  • autonomie en verantwoordelijkheidsgevoel (begrijpen en kunnen verwoorden van eigen standpunten en daaraan vasthouden);
  • initiatief (zelf actie ondernemen uit eigen beweging);
  • stimuleren van een positief zelfbeeld. Met het opdoen van ervaringen in het handelen op sociaal-emotioneel vlak, leert een kind ook meer over de ander, over wie het zelf is, waar het goed in is en waar nog ontwikkelpunten liggen. Het zelfbeeld hangt dan ook nauw samen met zelfvertrouwen, waarbij het vooral gaat om de overtuiging van het eigen kunnen (Hoeben, 1993). Zelfvertrouwen vormt samen met het vertrouwen in de ander een belangrijke basis voor het welbevinden van een kind.

Deze elementen zijn in de leer- en ontwikkellijn wel meegenomen, maar zien we in de eerste plaats als basisvoorwaarden voor goed burgerschapsonderwijs en -gedrag.

Wortel Stam
Afhankelijkheid Verantwoordelijkheid
Nederigheid Integriteit
Gehoorzaamheid Trouw
Brongerichtheid Verdieping
Blijdschap Zelfbewustheid

c. Takken – inhoudelijke thema’s burgerschap

De takken van de vormingsboom staan voor inhoudelijke thema’s van het burgerschapsonderwijs. In de uitwerking van deze thema’s krijgen de verhoudingen met de ander (onze naasten) en het andere (de schepping, de instituties en organisaties) een belangrijke plek.

Op grond van diverse bronnen, zoals de Kerndoelen komen we tot onderstaande thema’s.

  • Samen: ik leef samen met mijn naasten in ons land.
  • Verschillen: ik leef in een land met mensen die verschillend zijn.
  • Schepping: ik leef in Gods schepping.
  • Digitaal: ik leef (ook) in een digitale wereld.
  • Democratie: ik leef in een land waarin we met elkaar regels maken.
  • Wereld: ik leef in een wereld die groter is dan Nederland.

d. Bladeren – kennis

Het ontwikkelen van burgerschap vraagt in de eerste plaats om kennis. Deze kennis is in de metafoor terug te zien in de bladeren bij elke tak. Leerlingen moeten over bepaalde kennis beschikken om een goede burger te kunnen zijn. Dat kan kennis zijn over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat of de werking van de rechtsstaat, maar ook over Bijbelse lijnen die van belang zijn voor burgerschap.

e. Vruchten – vaardigheden en attituden (sociale en maatschappelijke competenties)

Naast bladeren hangen er vruchten aan de boom. De waarde van vruchten is groter dan die van bladeren: de boom is uiteindelijk bedoeld voor de vruchten. Burgerschapsonderwijs gaat niet alleen om het creëren van kennis, maar ook om het ontwikkelen van vaardigheden en attituden. De wet en het inspectiekader noemen dit het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties.

Juist binnen de schoolcontext leren leerlingen zich te verhouden tot de ander, zowel in de klas als in het geheel van de school. Daarom is het belangrijk dat burgerschap schoolbreed wordt aangepakt.

De school functioneert als een samenleving in het klein en is daarmee een oefenplaats voor de sociale en maatschappelijke competenties. Juist binnen de schoolcontext leren leerlingen zich te verhouden tot de ander, zowel in de klas als in het geheel van de school. Daarom is het van belang dat burgerschap schoolbreed wordt aangepakt en doorwerkt in alle onderdelen van het schoolleven: in de lessen, maar ook in de projecten, het omgaan met afval in de school, de gezagsverhoudingen en de leefregels, de houding van de leerkracht, de keuze van thema’s, het al of niet uitlokken van praktijk en oefening, enzovoort. Bij het nadenken over burgerschap komt de hele manier van samenleven in de gemeenschap van de school in beeld.

Op christelijk-reformatorische scholen is de schoolbevolking vaak tamelijk homogeen, omdat de leerlingen meestal worden opgevoed vanuit dezelfde levensovertuiging. Dit is een voordeel, omdat burgerschap kan worden beoefend in een veilige setting. Het is ook een nadeel, omdat de leerlingen wellicht minder in aanraking komen met andere (sub)culturen in de maatschappij. Scholen zullen dus bewust moeten zoeken naar mogelijkheden om (gerelateerd aan de ontwikkelingsfase van kinderen) leerlingen kennis te laten maken met verschillen in de samenleving.

Democratie Verschillen Samen Wereld Digitaal Schepping
Vrijheid Diversiteit Solidariteit Naastenliefde Matigheid Matigheid
Eerlijkheid Respect Naastenliefde Verantwoordelijkheid Zelfbeheersing

Rentmeester

schap

Goedheid Lankmoedigheid Trouw Vrede Trouw Verantwoordelijkheid
Vrede Brongerichtheid Dienstbaarheid Barmhartigheid Goedheid
Verantwoordelijkheid Consistentie Blijdschap Duurzaamheid
Goedertierenheid Godsbesef
Zelfbeheersing
Gemeenschapszin

f. Sappen – waarden

Burgerschapsonderwijs is nooit waardenneutraal. De schoolcultuur en -visie zijn medebepalend voor de invulling van het burgerschapsonderwijs. Daarbij is de wortel cruciaal. Vanuit het Bijbels perspectief (de wortel) wordt de boom gevoed met christelijke waarden, die doorwerken in de stam, de takken, de bladeren en de vruchten. De waarden zijn als sappen die door de hele boom stromen.  We gaan uit van de waarden als vrucht van de Geest, uit Galaten 5. Ook de basiswaarden van de democratische rechtsstaat komen in dit licht aan de orde. Beide zijn uitgewerkt op de pagina Waarden in het burgerschapsonderwijs. Hieronder volgen nog enkele suggesties van waarden die gekoppeld kunnen worden aan de wortel, stam en takken van de vormingsboom. Het is van belang dat de school waarden selecteert die passen bij de eigen visie en de context van de school.

Bronnen

Hoeben, S. (1993). Een interactionele aanpak van gedragsproblemen. In H. van Bilsen, T. Engelen & S. Volker (Eds.), Gedragstherapie in de klas. Swets en Zeitlinger.

terug naar homevolgende pagina